Gezocht: technisch personeel voor een fossielvrije economie

“Het is nu of nooit!” Secretaris-generaal António Guterres van de Verenigde Naties wond er geen doekjes om bij het onlangs verschenen IPCC-rapport begin april 2022. Als Europa de klimaatdoelen van Parijs wil halen, dan moeten politici alles op alles zetten om per direct te stoppen met het subsidiëren van de fossiele industrie. Maar heeft Brussel wel de mankracht om dit alles op korte termijn te realiseren?

Auteur: Ryan Jessurun

Aan ambitie is geen gebrek. Zo is in de Europese Green New Deal vastgelegd dat de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met ten minste 100% verminderd moet zijn ten opzichte van 1990. Dit vergt een enorme omslag in de energiesector. Om de impact hiervan te analyseren heeft Brussel macro-economische modellen ontwikkeld waarmee de effecten van de energietransitie doorgerekend kunnen worden. Aan de hand van deze output krijgen Europese regeringen het advies hoe zij hun nationale energiebeleid het beste vorm kunnen geven. Dergelijke modellen schetsen volgens Sacha den Nijs, VU-promovenda Ruimtelijke Economie, echter een eenzijdig beeld waarbij te veel naar het grote plaatje wordt gekeken en te weinig naar regionale resultaten. In haar onderzoek pleit ze om meer aandacht te schenken aan de vraag hoe regionale economieën binnen landen verschillend worden beïnvloed in het omslagproces naar een klimaatneutrale economie. “Als je inzicht hebt in hoe een handelsnetwerk van een regio functioneert en interacteert met andere regio’s, dan kun je een veel betere analyses maken welke bepaalde sectoren flexibel en economisch rendabel zijn. Hierdoor biedt je ruimte voor effectief regionaal beleid en voorkom je als overheid dat je in verkeerde energiebedrijven en werkgelegenheid investeert”, aldus Den Nijs. Onterechte angst Hoewel de meerderheid van de Europese bevolking voor schone energie is, is er ook veel angst dat de energietransitie veel banen zal kosten. Enkele landen zoals Polen, wiens economie nog op steenkolen draait, voelen daarom weinig behoefte om hun mijnbouwbedrijven op korte termijn te sluiten. En niet alle werkzoekenden staan te springen om van de ene regio naar de andere te moeten verhuizen. Het heeft namelijk grote gevolgen voor hun sociale leven. Daarnaast speelt bij de meeste politici de angst om stemmen te verliezen als ze de mijnen sluiten. Of hebben ze een politiek belang deze zolang mogelijk open te houden. Den Nijs denkt dat het zover niet hoeft te komen. Regeringen moeten dan wel een goede analyse maken wat de desbetreffende regio nodig heeft, welke nieuwe bedrijfssector potentie heeft om investeerders aan te trekken en of er al logistieke infrastructuur ligt om materialen te vervoeren. “Het is niet aan mij om te zeggen wat verstandig is, maar voor de Poolse economie zou ter vervanging van mijnbouw de biomassasector geen gek idee zijn. Met deze sector creëer je, afhankelijk van de aanwezige kennis en regionale infrastructuur, weer nieuwe banen door een stuk bos te reserveren en bomen te planten voor hun biomassafabriek.” Technisch personeel Wie de energiesector wilt verduurzamen, moet wel flink investeren in nieuw technisch personeel, met name in personeel dat groene-engineeringvaardigheden heeft voor het ontwerpen en produceren van duurzame technologie, en managementvaardigheden heeft voor het opzetten en controleren van milieuvriendelijke bedrijfsprocessen. Laat dat nu net één van de grootste obstakels van de energietransitie zijn.

Alleen al in Nederland is er een tekort aan meer dan 80.000 technisch geschoolde mensen die de energieomwenteling kunnen helpen versnellen. Dit komt deels omdat technische opleidingen met een slecht imago kampen: het zou vies werk zijn en het salaris zou tegen het minimumloon aanleunen. Terwijl juist in de duurzame energiesector het tegendeel waar is. Gelukkig ziet Den Nijs dat de Nederlandse overheid het probleem serieus oppakt en jongeren probeert te verleiden meer voor de technische opleidingen te kiezen. Daarnaast signaleert ze dat bepaalde Nederlandse regio’s al op de goede weg zijn. “Groningen is een prima voorbeeld dat al de juiste regionale analyse heeft gemaakt voor een succesvolle transitie. Als het gaat om het omzetten van de oude infrastructuur van gas naar nieuwe energiebronnen, dan is waterstof de beste optie voor de noordelijke provincie. Dit geldt ook voor het aanleggen van windmolenparken op zee.” De VU-promovenda is ervan overtuigd dat investeringen in nieuwe innovatieve klimaattechnologieën de werkgelegenheid een extra boost zullen geven. Zowel het Rijk als vele groene bedrijven zijn al flink bezig personeel uit de gas- en oliesector om te scholen, zodat de meesten weer in de eigen regio aan de slag kunnen als windmolenreparateur, supervisor of energieconsultant. Optimisme Ondanks de vele pessimistische verhalen over de vertragingen rondom de uitvoering van de Green New Deal, blijft Den Nijs voorzichtig optimistisch. Zo heeft de EU bijvoorbeeld met het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) een beschermingsmaatregel in het leven geroepen, waarbij voorkomen wordt dat CO₂-intensieve industrieën hun productie, en dus werkgelegenheid, naar bijvoorbeeld India of China verschuiven. Of de plannen ver genoeg gaan? “Je moet wel plannen maken die je kunt uitvoeren”, zegt ze. “Als je leest wat er volgens het IPCC-rapport nog allemaal gedaan moet worden, dan is de kans reëel dat we in 2050 een groot deel van ons klimaatdoel m.b.t. het beperken van de temperatuurstijging tot twee graden niet gerealiseerd zullen hebben. Laten we daarom zo snel mogelijk beginnen afscheid te nemen van vervuilende industrieën en met behulp van een nieuwe generatie technici een goede basis leggen voor een fossielvrije economie.”

Sacha den Nijs is VU-promovenda Ruimtelijke Economie. Haar onderzoek richt zich met name op de regionale arbeidsmarkt en de energietransitie.

DEEL DEZE PAGINA